Nota

De rol als SRW-docent binnen de brede basiszorg & didactiek: 

thema: afstand – nabijheid.

Inleiding

In deze nota vind je het kader dat we als opleiding SRW willen schetsen rond het thema afstand-nabijheid in de 

relatie tussen docent en student. Dit kadert binnen de brede basiszorg in het begeleidingscontinuüm van de UCLL 

en de rol van een SRW-docent.


Deze nota wil een antwoord en een kader geven voor dilemma’s rond afstand-nabijheid in volgende situaties:

Binnen de brede basiszorg:

  • Wanneer een student met socio-emotionele problemen naar de docent komt. 
  • Wanneer een docent zich zorgen maakt, dat het leerproces van een student belemmerd wordt door socio-emotionele problemen.



Binnen het didactisch traject:

  • Wanneer het socio-emotionele en de persoonlijke geschiedenis van een student deel wordt/kan worden
  • van het leerproces. 
  • Wanneer je jezelf als docenten vragen stelt over de mate waarin je aan zelfonthulling kan en mag doen binnen je didactisch traject of wanneer je uitgenodigd wordt door studenten om dit te doen.

Afstand-nabijheid in de relatie tussen docent en student

De relatie tussen docenten en studenten wordt gekenmerkt door volgende uitgangspunten:

  • Docenten begeleiden studenten in hun leerproces. 
  • Context van deze relatie = onderwijs / de Hogeschool
  • Essentieel kenmerk van deze relatie:
  • Machtsrelatie – machtsongelijkheid
  • Met student in de afhankelijke positie
  • De relatie is per definitie een middel en geen doel


We baseren ons binnen SRW op de deontologische code SSB van UCLL:

“De medewerker bewaakt zorgvuldig de grens tussen de lesopdracht en alles wat daarbuiten valt of er niet mee 

te verenigen is. De medewerker houdt zich strikt aan fysieke en psychosociale omgangsvormen die passen bij 

een professionele context.”


Binnen deze deontologische code hanteren we volgende vier cruciale vragen als toetssteen: 

  1. Zou ik een bepaalde handeling/omgangsvorm ook willen voor mezelf of mijn eigen kinderen?
  2. Wil / kan ik dezelfde ondersteuning / aanpak (met dezelfde intensiteit) bieden aan alle studenten in dezelfde omstandigheden ?
  3. Houdt mijn aanpak meer in dan mijn docent-taak ? 
  4. Is mijn interactie met de student principieel volledig transparant of zijn er aspecten waarvan ik liever niet zou hebben dat ze zichtbaar zijn?


Nice to know and Need to know is een belangrijke kapstok om je gedrag als docent aan af te meten 

wat betreft afstand-nabijheid. In hoeverre laat je jezelf kennen als docent en nodig je studenten uit om aan 

zelfonthulling te doen?


Aangezien je niet niet kan communiceren onthul je altijd een deel van jezelf; je kledingstijl, je non-verbale...

onthult immers ook wie je bent. Hoever ga je dan in die zelfonthulling, welke vorm neemt deze aan en met welke 

intentie doe je dit? Binnen SRW kiezen we voor die zelfonthulling die voor de student relevant is, die de student 

iets bijleert in het kader van de doelstellingen van het OPO. 


Je hebt hierin als docent een dubbele rol; je bewaakt dit voor jezelf en voor de studenten. 


Bij zelfonthulling ga je enerzijds een persoonlijk engagement aan met jezelf als tool, anderzijds heeft deze relatie 

slechts bestaansrecht vanuit een professioneel oogpunt én is ze eindig (Wollants, Missiaen & Leys, 2006).


Zelfonthulling kan, binnen bepaalde grenzen, het didactisch traject dat uitgezet is om de leerdoelen van het OPO 

te bereiken dienen en kan bijdragen aan een positief leerklimaat door authentiek in gesprek te gaan. 


Om enige richting te geven hanteren we volgende richtlijnen voor studenten en docenten:

  • Wees kort, bondig en spaarzaam
  • Biedt maatwerk, vraag je af: welke informatie onthul ik wel/niet in deze situatie, context, aan deze persoon, op dit moment, en voor welk vorm kies ik?;
  • Hou het didactisch vizier op de student gericht door jezelf de vraag te stellen: is deze zelfonthulling in het belang van de student, hoe helpt deze informatie hem of haar verder?; Noot: na een zelfonthulling moet de focus van het gesprek weer op het didactisch traject komen te liggen;
  • De docent / student verwoordt zijn gedachten, gevoelens en ervaringen op een gematigd niveau van intensiteit en intimiteit, omdat te veel intensiteit of intimiteit veeleer belastend dan helpend is voor het leerproces van de student. 


Specifiek mbt tot zelfonthulling van de docent:

  • Zorg ervoor dat de persoonlijke informatie die je deelt met studenten niet gaat over uw eigen onverwerkte thema’s, of thema’s die voor u (nog) zo gevoelig liggen dat het lastig is om onderscheid te blijven maken tussen uw eigen belang en dat van de student. Het is nadrukkelijk niet de bedoeling dat de aandacht in de les wordt verlegd naar de ervaringen en het welzijn van de docent.
  • In geen geval dient de zelfonthulling om
  • een beeld op te hangen van jou als docent dat niet strookt met de werkelijkheid of 
  • een uitnodiging te zijn aan de studenten om jou als docent beter te leren kennen
  • jou als docent bewust in de schijnwerpers te zetten en de aandacht af te leiden van het leerproces
  • studenten te overtuigen om hetzelfde te denken of te voelen zoals de docent (denk dan ook aan politieke overtuigingen, persoonlijke meningen over actuele thema’s)
  • te manipuleren
  • Twijfel je of zelfonthulling als docent of voor de student wel zo een goed idee is... Bespreek het met de coördinator van je OPO.

Enkele aanvullingen

1. Warm toeleiden naar de studentendienst


Indien een student met socio-emotionele problemen naar jou komt als docent, ga je warm toeleiden naar de studentendienst. Warm toeleiden houdt in dat je goed luistert naar de bekommernis van de student en tegelijkertijd met de student de stap neemt naar de studentendienst. Indien een student aangeeft enkel bij jou als docent terecht te (willen) kunnen, een vervolgafspraak te willen, ga je hier niet op in en bespreek je dit direct met de studentendienst en kom je tot een gezamenlijk aanpak. 


Indien je als docent denkt aan een aangepast leertraject voor een student omwille van socio-emotionele problemen, of de student vraagt dit zelf, dan leid je de student steeds toe naar de studentendienst. Uitzonderingen (bv. Verlaten deadline, aangepast individueel traject ipv een groepstraject…) worden niet gegeven door een docent, zonder samenwerking met de studentendienst. 

2. Richtlijnen voor gebruik sociale media in relatie docent-student


We gebruiken enkel een professionele account, indien we studenten toevoegen of volgen op sociale media (facebook, instagram, linked-in…). Een GSM-nummer mag doorgegeven worden als dit je taak als docent dient en 3 / 3 als dit niet enkel doorgegeven wordt aan één student, maar aan elke student die tot je coach-groep of klasgroep behoort. Indien je een GSM-nummer wil geven aan een student om deze extra steun te geven, is dit een teken dat je de student in contact moet brengen met de studentendienst. We geven de voorkeur aan mailverkeer via de UCLL-mailbox of berichten via de officiële UCLL-kanalen (Toledo, Teams…) cf. intranet: https://intranet.ucll.be/nl/node/15844

3. Meldingen bij grensoverschrijdend gedrag in kader van afstand-nabijheid in de relatie docent-student


Aangezien het voor studenten niet evident is om grensoverschrijdend gedrag te melden, wil de opleiding samen met studenten overleggen hoe we als opleiding deze meldingen laagdrempelig kunnen maken. Meldingen zijn essentieel in de concrete aanpak van grensoverschrijdend gedrag. Ook al zijn de meldingen anoniem, kunnen ze helpen om grensoverschrijdend gedrag aan te pakken. Hoe vager de melding, hoe moeilijker het is om het grensoverschrijdend gedrag aan te pakken. 


Indien je als docent signalen opvangt van studenten over grensoverschrijdend gedrag verwijs hen dan door naar de studentendienst of indien deze drempel voor hen te groot is (omdat ze bvb anoniem melding willen doen) naar het meldpunt (https://intranet.ucll.be/nl/node/58138

4. Gedragscodes voor afstand-nabijheid


Als opleiding kiezen we er niet voor, om (bij uitzondering van enkele richtlijnen, zoals bv. Gebruik sociale media…) de relatie docent-student in gedragscodes vast te leggen. Dit neemt niet weg dat er geen concrete afspraken kunnen gemaakt worden, wanneer een docent zich niet professioneel gedraagt binnen de relatie docent-student.


Op een goede manier omgaan met dilemma’s omtrent afstand-nabijheid vraagt ook om een open feedbackcultuur onder het personeel. 

Hoe nu verder?

Dit thema vraagt om voortdurende intervisie omtrent dilemma’s rond afstand-nabijheid binnen de brede basiszorg en binnen het didactisch traject. We nemen dit dan ook op in onze jaarplanning, zowel in het lectorenteam, zeker bij startende docenten als in het coördinatorenoverleg. 


Daarnaast organiseren we ook overleg met studenten omtrent het melden van grensoverschrijdend gedrag in het kader van afstand-nabijheid.

Bibliografie

Demesmaeker, G. (2022). Het Keuvel-kader: een leidraad en pleidooi voor nabijheid in een persoonlijk – professionele relatie. Signaal Digitaal, 1, 1-7.


Ophalvens, M., Ppt. Hoe nabij mag ik mijn studenten zijn als trajectbegeleider/docent en hoe dan omgaan met signalen van “onwelbevinden”? Zijn er regels die een gepaste afstand reguleren? (Stuvo+ Odissee). 


Schnellbacher, J., & Leijssen M. (2008). Kenmerken van helpende zelfonthulling: Een kwalitatief onderzoek naar de cliëntbeleving van zelfonthulling van de therapeut. Tijdschrift voor Psychotherapie, 34, 27-44.


Stokx, R., & Faes, L. (2013). Brochure. Hoe om te gaan met informatie verkregen in een student-relatie? Wat mag, moet of mag zeker niet gezegd worden… Een samenvatting van de belangrijkste principes over beroepsgeheim, discretieplicht, schuldig verzuim en aspecten van de privacywetgeving in het Hoger Onderwijs. (VLHORA/VLIR). 


UCLL. Deontologische code voor de rollen in het begeleidingscontinuüm. https://intranet.ucll.be/nl/node/24268


Van Meekeren, E. (2017). Zelfonthulling als therapeutisch instrument. GZ Psychologie, 1, 26-29.