De finaliteit van BP III bestaat in het beheersen van de beroepshouding en de competenties op het niveau zoals weergegeven in de tekst ‘Beroepshouding’ en in het document ‘Evaluatiecriteria per kwadrant en per opleidingsfase’, meer bepaald de evaluatiecriteria BP III.
Beroepspraktijk omvat in de derde opleidingsfase SRW 500u stage, gespreid over een volledig semester.
Tijdens de stage leren de studenten vooral door ervaring en actieve participatie. Ze worden ingeschakeld in de dagelijkse werking van de stageplaats, nemen zelfstandig (eenvoudige en complexe) taken op en tonen zich als een volwaardig teamlid.
De tekst over de Beroepshouding en het document ‘Evaluatiecriteria per kwadrant en per opleidingsfase’ vormen het referentiekader van de specifieke verwachtingen.
Tijdens de stage verwerven de studenten kennis en inzicht over de doelstellingen, de doelgroepen, de organisatiestructuur, de werking en het ruimere netwerk waarin de stage-organisatie opereert. Daarnaast ontwikkelen ze verder de vaardigheden die eigen zijn aan het beroep en het terrein door opdrachten uit te voeren en zelfstandig (deel)taken te vervullen.
Ze groeien verder in hun professionele houding. Via uitwisseling, feedback en reflectie op hun ervaringen leren ze kritisch denken over verworven kennisaspecten, vaardigheden en houding, leren ze opgedane kennis verruimen en toetsen aan ervaringen van derden. Tegen het einde van de stageperiode BP III kunnen de studenten aangeleerde kennis, vaardigheden en beroepshouding geïntegreerd inzetten.
Toewijzing
De toewijzing van de stageplaats verloopt via het Praktijkbureau van de opleiding SRW. Pas na akkoord neemt de studente contact op met de stageplaats met de vraag of een stage op dat moment mogelijk is. Zo ja, maken beide partijen verdere afspraken over het verloop en de invulling van de stage. De studente bezorgt het document met de concrete info voor stagementoren, aan de stageplaats.
Opstart en opvolging
Bij de start van de stage vindt een afstemmingsgesprek tussen de studente, de mentor en de stagebegeleider plaats (liefst) op de stageplaats.
Dit afstemmingsgesprek gaat over het individueel stagewerkplan (SWP) dat de studente opmaakt. De studente bereidt dit gesprek grondig voor en bezorgt het SWP, samen met het ingevulde SRW-web -in overeenstemming met de afspraken- VOOR het gesprek aan de stagebegeleider.
In het SWP beschrijft de studente de taken die zij zal opnemen en de persoonlijke uitdagingen die zij zal aangaan. Zij licht ook toe welke acties zij hiertoe zal ondernemen en zij legt de link met de competenties en beroepshouding van de toekomstige SRW-er.
Na het afstemmingsgesprek vult de studente het SWP aan met een reflectieverslag over het gesprek.
In de helft van de stageperiode vindt er (liefst) op de stageplaats, een tussentijds gesprek plaats tussen de studente, de mentor en de stagebegeleider. Ook dit gesprek wordt voorbereid volgens de richtlijnen uit het SWP.
Tijdens het tussentijds gesprek bespreken de drie partijen waar de studente op dat moment staat in zijn groeiproces. Ze bepalen tevens aan welke aspecten van de beroepshouding en de competenties de studente nog moet/kan werken en op welke manier.
Na het tussentijds gesprek schrijft de studente een verslag met daarin een korte samenvatting van het gesprek, een overzicht van sterke punten, een overzicht van werkpunten en de afspraken rond de aanpak van die werkpunten.
Op het einde van de stageperiode komen de studente, de mentor en de stagebegeleider opnieuw samen op de stageplaats voor een eindevaluatiegesprek over de stage. De studente en de mentor bereiden dit gesprek grondig voor en bezorgen het SWP, samen met het ingevulde SRW-web voor het gesprek aan de stagebegeleider. Ze volgen hierbij de richtlijnen uit het SWP.
Tijdens elk gesprek vormen de tekst over de ‘Beroepshouding’ en het document ‘Evaluatiecriteria per kwadrant en per opleidingsfase’ -meer bepaald de evaluatiecriteria BP III - het referentiekader. en zijn de basis voor de evaluatie en beoordeling.
Voor de start van de stage wordt een stageovereenkomst -in drie exemplaren- opgesteld tussen de onderneming/instelling (stageplaats), de opleidingsinstelling en de stagiair (de studente). Deze overeenkomst omvat een algemene regeling rond de stage. Als aanvulling geldt alle informatie m.b.t. verzekering, preventie en bescherming van stagiairs, stagevergoeding, afwezigheden, stopzetting van de stage, studenten met een functiebeperking.
De studente is verantwoordelijk voor de opmaak van de stageovereenkomst en bezorgt dit aan de betrokken partijen. Het contract vindt ze op de Toledo 'Stage BPIII' en heeft een digitale handtekening van de programma directeur Welzijn. Het exemplaar bestemd voor de opleiding, laadt de studente op in haar SIS-fiche.
Studenten zijn op medisch onderzoek geweest bij IDEWE en kunnen hiervan een FGB (fiche gezondheidsbeoordeling) voorleggen aan de stageplaats. Als deze een recentere versie wil, of bijkomende onderzoeken, dan kunnen studenten via de opleiding een extra medisch onderzoek krijgen. Studenten melden dit aan het Praktijkbureau.
Toelichting bij stage-uren
Voor de telling van het aantal uur stage geldt de gangbare telling van werkuren binnen de stageplaats. Studenten kunnen ook tijdens weekends, nachten en/of op vakantiedagen stage-uren presteren.
Om aan de 500 uren te komen, presteren studenten per week ongeveer 35 stage uren per week, exclusief de vakantieweken.
Voor studenten die stage lopen in een schoolcontext geldt een voltijdse aanwezigheid op de stageplaats (32u per week). Daarbuiten werken zij (net zoals de mentor) bijkomend aan opdrachten in functie van de stageplaats. Dit gaat -voor alle duidelijkheid- niet over opdrachten die we geven vanuit de opleiding.
De studente houdt zelf de gepresteerde uren met toelichting van de werkzaamheden bij. Ze gebruikt hiervoor het standaard urenblad (zie BPII) en laat dit (ten minste wekelijks) ondertekenen door de mentor. Als er op de stageplaats een registratiesysteem is, kan de studente ook hierin haar uren bijhouden.
De studente berekent, in samenspraak met de stagementor, bij het begin van de stage hoe zij aan 500 uur stage kan komen binnen de afgesproken termijn. Die berekening legt zij voor aan zijn stagebegeleider tijdens het afstemmingsgesprek.
De stageperiode begint op de campus met een inleidend practicum als algemene introductie voor alle studenten BP III tegelijk. De exacte datum is te vinden in het uurrooster van de studente. Verspreid over de stageperiode komt een kleine (vaste) groep studenten BP III tijdens vijf practica samen. Dit gaat door op de campus of (in overleg met alle betrokkenen) op de stageplaats van één van de leden van de groep. De planning van deze practica gebeurt bij het begin van de stageperiode door de stagebegeleider in overleg met de studenten van de practicumgroep.
Studenten zijn verplicht aan alle practica deel te nemen. Practica gaan dus voor op taken op de stageplaats. Indien de studente door uitzonderlijke omstandigheden niet aanwezig kan zijn, bezorgt zij aan de stagebegeleider een attest van afwezigheid en voert zij een vervangopdracht uit.
De practica zijn bedoeld om het persoonlijk leer- en vormingsproces van studenten te ondersteunen en te bevorderen. De studenten verruimen hun kennis over het beroep en het werkterrein van de SRW-er door met medestudenten informatie uit te wisselen, door samen de functie en de taken van de beroepskracht kritisch te bespreken en door met elkaar het ruimere netwerk te bestuderen waarbinnen stageplaatsen zich situeren. D.m.v. diverse werkvormen stimuleert de stagebegeleider de studente om haar ervaringen te verdiepen door reflectie op haar persoonlijk functioneren en op haar professionele ontwikkeling.
De inhoud van de practica bepalen studenten mee. We verwachten dan ook dat studenten de practica grondig voorbereiden. Dat kan door zelf initiatief te nemen in het aanbrengen van thema’s, vragen die hen bezighouden. Dat kan ook door gerichte opdrachten van de stagebegeleider voor te bereiden.
De studente krijgt voor het OPO BP III drie opdrachten. De opdrachten zijn een middel om zijn leer- en vormingsproces te activeren en te verdiepen.
Een eerste opdracht is het uitwerken van het persoonlijk stagewerkplan (SWP) en bijbehorende groeibox.
Het stagewerkplan omvat vier delen:
Het sjabloon kan je op Toledo vinden.
In de groeibox verzamelt de studente bewijsvoering voor het behalen van de doelstellingen van BPIII.
Een tweede opdracht Kwestie in-zicht helpt de studente om bewust te worden van hoe er gesproken en gedacht wordt op de stageplaats, de cultuur, de waarden en de normen, de tradities en de gewoonten die impliciet en expliciet aan bod komen in de organisatie. Voor de uitvoering van deze opdracht gaat de studente binnen de stage-organisatie op zoek naar een kwestie die zij doelbewust verder gaat onderzoeken en analyseren en die zij vanuit meerdere invalshoeken gaat bekijken.
De Smaakmaker is de derde opdracht. Eerstejaarsstudenten mogen mee proeven van de derdejaars studente haar ervaringen in het werkveld.
De studente legt in deze opdracht een link tussen de theorie en de praktijk op de stageplaats. Zij situeert hierbij een visie, een methodiek, een tendens, een kwestie vanuit de stageplaats binnen een ruimere context op meso- en macroniveau (opleidingsinstelling, maatschappij) en deelt deze met de eerstejaarsstudenten.
Het OPO BP III is goed voor 24 studiepunten. Dit komt overeen met een studiebelasting van 600u. De stage omvat 500u. Daarnaast besteedt de studente 100u aan het werken aan de opdrachten, individuele gesprekken, practica en de voorbereiding daarvan.
Bij de spreiding van deze stage en studiebelasting volgen studenten het werkritme van de stageplaats. Omdat ze ondertussen ook nog andere OPO's volgen (Bachelorproject 1 en Gezinsgerichtecommunicatie), komen ze niet elke week aan een gelijk aantal uren op de stageplaats komen. De uren worden gelijkmatig gespreid over de hele periode en indien mogelijk inclusief ook de herfst- en kerstperiode.
Om de koppeling tussen het werkveld en de opleiding te verstevigen en zeker te zijn dat we ook onderzoeken wat jou bezig houdt, gaan we op zoek naar actuele thema's vanuit onze verschillende leerlijnen. Studenten werken in themagroepen samen. Zo kunnen ze elkaar inhoudelijk versterken. Ze schrijven wel elk een eigen artikel vanuit hun eigen stage-ervaring en bijhorende doelgroep maar na de paasvakantie zullen ze samen een aanbod voor het praktijkveld uitwerken.
Alle rechten voorbehouden | UC Leuven - Limburg