Evaluatiecriteria per kwadrant en per opleidingsfase

De evaluatiecriteria voor het OPO beroepspraktijk worden per kwadrant per opleidingsfase weergegeven. Zo weet je als lezer wat er in elke fase van de opleiding verwacht wordt binnen BP.

Download document

Zichzelf als werkinstrument

Zelfkennis

Evaluatiecriteria BP I

  • geeft blijk van een realistisch beeld van eigen kwaliteiten en uitdagingen en kan dit vertalen naar een professionele context.
  • kan het eigen referentiekader beschrijven

Evaluatiecriteria BP II

  • zet (met ondersteuning) actief stappen om het bewustzijn van zijn grootste professionele kwaliteiten en uitdagingen te vergroten 

Evaluatiecriteria BP III

  • getuigt van een growth mindset 
  • ziet zijn eigen aandeel in moeilijke situaties, maakt komaf met belemmerende overtuigingen als “ik ben zo” en stuurt zelfstandig zijn gedrag bij op methodische wijze 

Reflectie over professioneel gedrag

Evaluatiecriteria BP I

  • stelt het eigen professioneel gedrag in vraag
  • kan nadenken over zijn eigen aanpak na bredere factoren (micro-, meso- en macrofactoren) mee in rekening gebracht te hebben

Evaluatiecriteria BP II

  • gaat actief op zoek naar factoren op micro-, meso- en macroniveau die het eigen professioneel gedrag beïnvloeden
  • neemt actief deel aan intervisie in functie van reflectie over het eigen professioneel gedrag 

Evaluatiecriteria BP III

  • gaat actief op zoek naar factoren op micro-, meso- en macroniveu die het eigen professioneel gedrag beïnvloeden 
  • zoekt zelf wegen om het eigen gedrag te bekijken, te analyseren en komt tot vernieuwde interpretaties en acties 
  • maakt de opgedane inzichten zichtbaar in het dagelijks handelen 
  • levert adequate bijdragen tot intervisie: stelt verhelderende vragen, leert zelf en helpt anderen. 

Omgaan met feedback

Evaluatiecriteria BP I

  • staat open voor feedback en ziet dit als een kans tot leren
  • gaat aan de slag met feedback 

Evaluatiecriteria BP II

  • vraagt pro-actief naar feedback aan verschillende betrokkenen (mentor, medestudenten, kinderen en jongeren, ouders, contextfiguren…)
  • gaat aan de slag met feedback
  • kan op een gepaste manier feedback geven 

Evaluatiecriteria BP III

  • kan feedback vragen, ontvangen en geven en hierover in gesprek gaan
  • kan feedback toetsen aan de eigen beleving 
  • gaat actief aan de slag met de feedback, ook in relaties waarin positie, hiërarchie en gezag een rol spelen   

Zichzelf doelen stellen

Evaluatiecriteria BP I

  • kan voor zichzelf SMART doelen formuleren voor de beroepshouding en de competenties van een jeugdprofessional

Evaluatiecriteria BP II

  • komt met feedback van de stagementor/begeleider tot een duidelijk stagewerkplan met concrete doelen en acties 

Evaluatiecriteria BP III

  • maakt een rijk gevuld stagewerkplan, gevoed vanuit diverse ervaringen (o.m. praktijkervaring/stage in fase 1 en 2) 
  • stelt zichzelf - naast de algemeen verwachte competenties - genuanceerde, persoonlijke, uitdagende doelen, in overeenstemming met de stagecontext en stelt concrete acties op

Zelfregulering

Evaluatiecriteria BP I

  • is zich bewust van eigen emoties en van de impact ervan op het eigen gedrag

Evaluatiecriteria BP II

  • herkent pro-actief de impact van eigen emoties op het eigen professioneel gedrag en gaat ermee aan de slag 
  • pakt belemmerende emoties en gedachten aan
  • durft authentiek zijn en leert uit ervaring

Evaluatiecriteria BP III

  • gaat actief aan de slag om bewust de eigen emotieregulering te verhogen, d.w.z. bewuster omgaan met gevoelens en gedachten bij irritatie, uitgedaagd worden,
    conflict … 
  • maakt bewuste keuzes in gedrag en stelt dit gedrag bij in functie van (co-)regulatie in de begeleiding 

De professie

Pedagogisch klimaat scheppen

Evaluatiecriteria BP I

  • maakt verbinding – zet in op de individuele relatie met de andere
  • kan individueel ondersteunen, motiveren, enthousiasmeren,
  • kan een warm en stimulerend klimaat mee bewerkstelligen

Evaluatiecriteria BP II

  • gaat in verbinding met de groep en elk individu ervan
  • is zich bewust van wat een veilig klimaat inhoudt en kan dit mee ondersteunen
  • kan betrokken en present aanwezig zijn
  • kan actief participeren binnen de werking. 

Evaluatiecriteria BP III

  • kan zelf een klimaat creëren, aangepast aan de behoeften van de doelgroep 

Begeleiden

Evaluatiecriteria BP I

  • kan de verschillende begeleidingsvaardigheden die moeten verworven zijn in fase 3 herkennen en ter discussie stellen tijdens een casusbespreking.
  • kan basisbegeleidingsvaardigheden (grenzen stellen, structuur brengen) toepassen in eenvoudige sociaal-pedagogische situaties

Evaluatiecriteria BP II

  • kan een kleine activiteit in groep begeleiden
  • kan inschatten wanneer steunen, sturen en stimuleren nodig is en past dit toe
  • kan -onder begeleiding- een actieve rol opnemen en mee structuur brengen in het dagelijks functioneren van een groep,
  • kan grenzen stellen t.a.v. zowel een individu als een groep

Evaluatiecriteria BP III

  • brengt structuur in tijd, ruimte en gedrag 
  • ontwikkelt zelfstandig activiteiten 
  • kan een kind of jongere iets leren
  • bewaart de regie in een kleine groep

Methodisch-agogisch werken:
analyseren

Evaluatiecriteria BP I

  • kan een analyse maken van relevante beïnvloedende factoren in een eenvoudige sociaal-pedagogische situatie 

Evaluatiecriteria BP II

  • kent de analytische kaart en de verschillende componenten ervan en kan aan de hand daarvan een praktijksituatie interpreteren
  • schat een situatie in vanuit de positie van een kind/jongere/ouder/leerkracht (multiperspectiviteit)
  • speurt actief de behoefte van het kind of jongere op
  • maakt eigen observaties bespreekbaar met de mentor

Evaluatiecriteria BP III

  • spoort actief de behoeften van een kind/jongere/gezin op
  • ziet in een situatie de beschermende en de risicofactoren op micro-meso- en macroniveau. 
  • verwerft inzicht in de specificiteit van een sociaalpedagogische situatie en stelt hypothesen 
  • zet out of the box denken in 

Methodisch-agogisch werken:
doelen stellen

Evaluatiecriteria BP I

  • kan SMART doelen formuleren voor een eenvoudige sociaal-pedagogische situatie

Evaluatiecriteria BP II

  • gaat actief op zoek naar de doelen binnen een begeleiding
  • kan -onder begeleiding- meewerken aan het opstellen van bepaalde doelen
  • vertrekt vanuit de kinder- en mensenrechten

Evaluatiecriteria BP III

  • werkt doelgericht op basis van voorafgaande analyse 
  • werkt aan en bewaakt mee de doelen indien een handelingsplan werd opgemaakt

Methodisch-agogisch werken:
methodieken/ methoden kiezen

Evaluatiecriteria BP I

  • kan een passende methodisch-agogische interventie uitwerken voor een eenvoudige sociaal-pedagogische situatie

Evaluatiecriteria BP II

  • observeert en bevraagt interventies
  • herkent en benoemt de gebruikte interventies binnen de organisatie en van zichzelf 

Evaluatiecriteria BP III

  • kan interventies verantwoorden o.m. vanuit vakkennis, eigen analyses, team- en organisatieafspraken …
  • zet gepaste methodieken in

Methodisch-agogisch werken:
creativiteit


Evaluatiecriteria BP I

NVT

Evaluatiecriteria BP II

  • kan een situatie benaderen vanuit de aangeleerde creatieve professionaliteit

Evaluatiecriteria BP III

  • zet spel en muzische methoden in 
  • ziet mogelijkheden in het onverwachte, in “open ruimte”  

Methodisch-agogisch werken:
evalueert en stuurt bij

Evaluatiecriteria BP I

  • kan een methodisch-agogische interventie evalueren

Evaluatiecriteria BP II

  • herbekijkt de stappen van methodisch-agogisch werken
  • kan reflecties over eigen inbreng en het effect ervan delen
  • komt met creatieve alternatieven vanuit het out of the box denken

Evaluatiecriteria BP III

  • herbekijkt de stappen van methodisch-agogisch werken 
  • denkt kritisch na over zijn eigen inbreng en het effect ervan 
  • zoekt nieuwe wegen als iets niet werkt 
  • komt met creatieve oplossingen/mogelijkheden vanuit het out of the box denken 
  • (idem BP2) 

Leiderschap opnemen

Evaluatiecriteria BP I

NVT

Evaluatiecriteria BP II

NVT

Evaluatiecriteria BP III

  • neemt het voortouw bij een zorgtraject, activiteit, een groter project
  • bezit organisatorische vaardigheden 

Kijken vanuit systemisch perspectief

Evaluatiecriteria BP I

NVT

Evaluatiecriteria BP II

  • is zich bewust van het systeem rond een individu en kan dit beschrijven

Evaluatiecriteria BP III

  • is zich bewust van het systeem rond een individu, kan dit beschrijven én gaat er actief mee aan de slag 
  • Integreert het systemisch perspectief in pedagogisch handelen 
  • gaat op zoek naar krachten in het netwerk 
  • is ondersteunend naar ouders, leerkrachten, context 
  • respecteert loyaliteiten 
  • investeert in het netwerk (sportclub, school, buurt …) 
  • is alert voor structurele aspecten die een situatie mee bepalen en signaleert deze 
  • werkt samenwerkingsgericht 
  • zoekt -waar mogelijk- samenwerkingsverbanden met andere professionals 

Breed inzetbaar zijn

Evaluatiecriteria BP I

NVT

Evaluatiecriteria BP II

  • beschikt over gevarieerde vaardigheden en zet deze in 

Evaluatiecriteria BP III

  • kan individueel en in groep werken; aangepast aan de doelgroep 
  • kan binnen verschillende doelgroepen werken 
  • kan met verschillende leeftijden/thematieken werken 
  • kan voor diverse opdrachten binnen de organisatie ingezet worden 

Gepaste kaders hanteren

Evaluatiecriteria BP I

  • kan kennis en inzichten uit de theoretische OPO’s herkennen in een eenvoudige sociaal-pedagogische situatie
  • kan de kaders aangereikt binnen beroepspraktijk (analytische kaart, model kritisch denken, methodisch agogisch handelen…) weergeven en gebruiken

Evaluatiecriteria BP II

  • werkt volgens de visie van de organisatie (met inbegrip van de nodige kritische zin)
  • gebruikt de in de opleiding aangereikte theoretische inzichten

Evaluatiecriteria BP III

  • werkt volgens de visie van de organisatie (met inbegrip van de nodige kritische zin) idem BP2 
  • gebruikt de in de opleiding aangereikte theoretische inzichten 

Communicatie

schriftelijk

Evaluatiecriteria BP I

  • kan een verslag, e-mail, uitnodiging … schrijven , volgens de standaarden zoals vooropgesteld vanuit de opleiding

Evaluatiecriteria BP II

  • houdt rekening met wie de lezer is en past woordgebruik aan.
  • kan op een professionele manier schrijven
  • kan rekening houden met mogelijke ethische consequenties en het wettelijk kader wat betreft privacy en beroepsgeheim

Evaluatiecriteria BP III

  • houdt rekening met de lezer en past woordgebruik aan 
  • schrijft op professionele manier (mail, verslagen) 
  • houdt rekening met ethische consequenties en wettelijk kader (privacy en beroepsgeheim) 

Communicatie

mondeling

Evaluatiecriteria BP I

  • kan presenteren in een klascontext
  • communiceert helder
  • stemt communicatie af op de gesprekspartner

Evaluatiecriteria BP II

  • maakt connectie
  • communiceert helder
  • communiceert voldoende en op tijd
  • stemt communicatie af op de gesprekspartner – en zet creativiteit in
  • gebruikt een gepast communicatiekanaal naargelang de situatie

Evaluatiecriteria BP III

  • maakt connectie 
  • communiceert helder 
  • communiceert voldoende en op tijd 
  • stemt communicatie af op de gesprekspartner – gebruikt/zoekt goede methodieken (leeftijd, diversiteit …) en zet creativiteit in 
  • gebruikt een gepast communicatiekanaal naargelang de situatie 

Het team en de organisatie

Overleg en teamgerichte communicatie

Evaluatiecriteria BP I

  • is zich ervan bewust dat hij/zij tot een klasgroep behoort; is transparant in zijn denken en handelen en overlegt over zijn acties
  • kan zijn ervaringen gestructureerd/constructief weergeven (op klasniveau)
  • heeft een actieve inbreng in de klasgroep

Evaluatiecriteria BP II

  • kan belangrijke informatie doorgeven aan collega’s (bv. in logboek)
  • kan eigen indrukken over een cliëntsysteem weergeven
  • neemt actief deel tijdens een overleg en maakt gebruik van verbindende communicatie
  • herkent en benoemt de vergaderrollen en vergaderregels en zoekt zijn plaats hierin
  • kan op een informele manier contact leggen met collega’s

Evaluatiecriteria BP III

  • kan zijn ervaringen/mening bundelen en gestructureerd overbrengen tijdens een overleg 
  • heeft een zichtbaar aandeel in de vergadering en de besluitvorming en kan een thema toelichten 
  • leidt (voorbereid) een gedeelte van een vergadering 
  • kan een vergaderverslag schrijven volgens de verwachtingen van de organisatie en de opleiding 
  • gaat actief in gesprek om informatie te verwerven en af te toetsen. 

Multidisciplinair werken

Evaluatiecriteria BP I

NVT

Evaluatiecriteria BP II

  • ziet de meerwaarde van multidisciplinair werken en zoekt deze actief op
  • heeft notie van de inbreng vanuit verschillende disciplines op zijn/haar stageplaats (kan een multidisciplinair overleg volgen)
  • gaat in gesprek met andere disciplines binnen de eigen stagecontext

Evaluatiecriteria BP III

  • heeft zich geïnformeerd over de bijdrage van elke discipline en weet welke discipline bij bepaalde problemen/omstandigheden ingezet kan worden (inhoudelijke kennis van de bijdrage van elke discipline, ook wie basic meewerkt) 
  • heeft zijn inbreng vanuit de SRW benadering en weet deze te expliciteren
  • neemt de inbreng van verschillende disciplines mee in het pedagogisch handelen van het kind/de jongere/de context 

Inzicht in het bredere veld van de hulpverlening

Evaluatiecriteria BP I

  • kan de aangeboden praktijkorganisaties situeren in het jeugdhulplandschap
  • is zich bewust van bestaande netwerken in het jeugdhulplandschap

Evaluatiecriteria BP II

  • kan de eigen stage-organisatie situeren in het werkveld
  • kan bestaande netwerken in het jeugdhulplandschap benoemen en toelichten
  • kan de sociale kaart hanteren en informatie opzoeken in de eigen praktijkomgeving

Evaluatiecriteria BP III

  • is in staat om de sociale kaart doelgericht te hanteren naargelang de vraag die zich aandient (impliceert communicatie over mogelijke doorverwijzing (toeleiding) )

Zicht op de organisatie

Evaluatiecriteria BP I

  • kent de visie, de doelen en de werkwijze van organisatie (praktijkervaring) en stemt zijn handelen daarop af

Evaluatiecriteria BP II

  • begrijpt hoe de stage-organisatie gestructureerd is
  • begrijpt de visie van de organisatie en kan deze in eigen woorden omschrijven
  • begrijpt hoe de organisatie haar missie wil realiseren
  • kan zien hoe de visie van de organisatie toegepast wordt in de praktijk en kan dit in eigen woorden verwoorden
  • stemt zijn handelen af op de visie en de missie van de organisatie

Evaluatiecriteria BP III

  • begrijpt de impact van de keuzes die de organisatie maakt op de werking 
  • brengt realistische voorstellen ter verbetering 
  • heeft een duidelijk zicht op het mandaat van zijn functie binnen de organisatie. 

De maatschappelijke context

Inzicht in het structurele

Evaluatiecriteria BP I

  • kan invloeden van meso- en macroniveau beschrijven

Evaluatiecriteria BP II

  • heeft inzicht in de (maatschappelijk-) structurele factoren die de situatie van een cliënt bepalen
  • heeft zicht op de structurele factoren die opvoeding/hulp/begeleiding bevorderen en/of belemmeren

Evaluatiecriteria BP III

  • heeft inzicht in de structurele macrofactoren die de situatie van een cliënt bepalen. (zie analytische kaart) 
  • heeft zicht op de structurele macrofactoren die opvoeding/hulp/begeleiding bevorderen en/of belemmeren 

Geïntegreerde kennis

Evaluatiecriteria BP I

  • is op de hoogte van actuele gebeurtenissen en tendensen die via opdrachten besproken worden in de klasgroep (elementair niveau )
  • volgt en bespreekt de actualiteit in verband met jeugdhulp en aanverwante thema’s op micro-, meso- en macroniveau

Evaluatiecriteria BP II

  • kan de historiek van een bepaalde situatie, visie, standpunt, werking,… achterhalen met als bedoeling het heden te begrijpen.
  • is op de hoogte van actuele gebeurtenissen en tendensen
  • gaat op zoek naar de nodige achtergrond informatie over de inhouden en de verschillende standpunten in het maatschappelijk debat over opvoeding, zorg, begeleiding en hulpverlening

Evaluatiecriteria BP III

  • raadpleegt internationale bronnen en vergelijkt hoe bepaalde thema’s aangepakt worden 
  • bezit en verwerft de nodige achtergrondkennis (vanuit opleiding, actua, eigen ervaring,…) over de maatschappelijke thema’s die invloed hebben op opvoeding, zorg, begeleiding en hulpverlening 
  • kan deze achtergrondkennis bewust inzetten 

Kritisch denken

Evaluatiecriteria BP I

  • kan informatie op elementair niveau beoordelen en hierbij eenvoudige kritische vragen stellen

Evaluatiecriteria BP II

  • kan informatie kritisch beoordelen en de erbij horende vragen stellen

Evaluatiecriteria BP III

  • gaat actief , in verschillende bronnen (literatuur, interviews, docu’s,..,) op zoek naar andere meningen, standpunten en gaat erover in dialoog 
  • kan vanuit een brede genuanceerde blik naar maatschappelijke thema’s kijken. 
  • kan zich over maatschappelijke thema’s een mening vormen en kan deze ook bijstellen 

Ethische gevoeligheid

Evaluatiecriteria BP I

  • herkent situaties waarin overtuigingen/waarden bepalend zijn en kan deze benoemen

Evaluatiecriteria BP II

  • herkent de situaties waarin overtuigingen/waarden bepalend zijn en stelt vragen bij gemaakte keuzes.
  • is bereid om zijn eigen waarden/overtuigingen te onderzoeken door actief kennis te vergaren en/of in gesprek te gaan.

Evaluatiecriteria BP III

  • kan vanuit verschillende perspectieven een ethisch dilemma ontleden 
  • vormt zich een mening over ethische dillema’s en gaat hierover in gesprek 
Share by: