Evaluatiecriteria per kwadrant per fase
en observatiecriteria van de basishouding

De evaluatiecriteria voor het OPO beroepspraktijk worden per kwadrant per opleidingsfase weergegeven. Zo weet je als lezer wat er in elke fase van de opleiding verwacht wordt binnen BP.
Basishouding
Je bent geëngageerd

Betekenis
- je neemt verantwoordelijkheid op voor je eigen gedrag en de consequenties ervan
- je hebt interesse in en laat je raken door de andere en door de wereld
- je onderneemt actie tegenover kinderen, jongeren en hun context, je laat je hierbij leiden door mensenrechten in het algemeen en kinderrechten in het bijzonder
- je toont geloof in groei en veranderbaarheid
Mogelijke observatiecriteria (geen exhaustieve lijst)
- je komt op tijd in de lessen, practica en op je praktijkervaring/stageplaats
- je komt voorbereid naar de lessen, practica, praktijkervaring/stage
- je werkt actief mee in de lessen/practica
- je maakt een planning en zorgt ervoor dat je aan voldoende uren praktijkervaring/ stage geraakt
- bij afwezigheid verwittig je tijdig je lector, stagementor en wettig je je afwezigheid (svs)
- je komt afspraken na
- je respecteert deadlines
- je blijft niet zitten met je vragen, je stelt ze aan de lector of verantwoordelijke op je praktijkervaring/stageplaats
- je legt de verantwoordelijkheid voor vergissingen en fouten waar ze thuishoren (bij jezelf, de andere, de situatie)
- je zet vergissingen en fouten op een gepaste manier recht
- je hebt aandacht voor alles wat er rond je gebeurt
- je toont interesse in/betrokkenheid op de wereld, het werkveld en de (leefwereld van de) doelgroep in het bijzonder
- je gaat actief op zoek om meer te weten te komen over doelgroep, organisatie, sector...
- je neemt initiatief in alles wat je doet, zijn kinderrechten je leidraad
- je probeert (kleine) veranderingen teweeg te brengen die bijdragen tot een duurzame, inclusieve en rechtvaardige samenleving
- je spreekt over jezelf en over de doelgroep vanuit mogelijkheden en gaat op zoek naar kansen om te groeien, te veranderen
- je grijpt elke kans in je leerproces
- ...
Je bent
integer

Betekenis
- je bent authentiek, er is overeenstemming tussen wat je voelt, denkt, wil en wat je toont
- je bent respectvol (in het omgaan met anderen, in het omgaan met informatie…)
- je bent betrouwbaar en houd je aan gemaakte afspraken, je zegt wat je doet en doet wat je zegt
- je streeft ernaar het goede te doen (normatieve professionaliteit)
Mogelijke observatiecriteria (geen exhaustieve lijst)
- je bent je bewust van je eigen gevoelens, gedachten, bedoelingen
- je laat dit zien en/of maakt dit bespreekbaar
- je staat bewust stil bij hoe je overkomt bij anderen
- je spreekt op een respectvolle manier met en over collega’s, kinderen, medestudenten en lectoren
- je gaat respectvol om met gevoelige informatie
- je bent eerlijk
- je houd je aan gemaakte afspraken
- je zegt wat je doet en je doet wat je zegt
- je vraagt je af of wat je ZIET moreel verantwoord is vanuit mensenrechten/kinderrechten
- je vraagt je af of wat je DOET moreel verantwoord is vanuit mensenrechten/kinderrechten
- ….
Je bent
verbindend

Betekenis
- je stelt je beschikbaar op, vanuit een niet-wetende houding
- je bent empathisch, je zoekt aansluiting bij het denken, voelen en handelen van de andere vanuit een niet-oordelende houding
- je stelt je meerzijdig partijdig op, je hebt aandacht voor noden, behoeften en belangen van alle betrokkenen
- je blijft -afgestemd- nabij
Mogelijke observatiecriteria (geen exhaustieve lijst)
- Je vertrekt vanuit gelijkwaardigheid
- Je stelt je open voor de andere en laat zien dat je er bent
- Je kijkt zo open en onbevangen mogelijk naar de ander. Je probeert zonder aannames of vooroordelen met de ander in contact te gaan, telkens opnieuw
- Je geeft tijd en aandacht aan de andere, aan wat er tussen jullie gebeurt, telkens opnieuw
- Je haakt in op wat voor de ander belangrijk is, je zoekt naar aansluiting bij de leefwereld, de levensloop en de persoon van de andere,
- Je luistert, je blijft zoeken naar wat er in de andere omgaat, je zoekt samen naar betekenissen, naar wat er nodig is, dit vormt een doorlopend proces zonder vaste uitkomst
- Je hebt oog voor de noden van de andere
- Je zorgt mee voor een sfeer waarin anderen zich veilig kunnen voelen (op school, op je praktijkervaring/stage, daarbuiten)
- Je bent zorgzaam naar anderen toe
- Je maakt ruimte voor verschillen zodat alles en iedereen zijn plek kan krijgen
- Je streeft ernaar ervoor te zorgen dat elke betrokkene zich gehoord voelt
- Je bent je bewust van je eigen referentiekader en gaat op zoek naar het referentiekader van de ander (jouw kind, een medestudent, ...) en je stemt je acties daarop af
- Je probeert met iedereen samen te werken (in de klas, op je praktijkervaring/stage en daarbuiten
- Je streeft ernaar om flexibel af te wisselen tussen laten en doen, tussen verdragen wat is en in beweging komen
- Je blijft betrokken en nabij, ook wanneer het moeilijk is
- …
Je bent
creatief

Betekenis
- je ziet creatief potentieel in jezelf en in de andere
- je durft gekende paden verlaten
- je hebt de reflex om initiatieven op maat te ontwikkelen en in te zetten
Mogelijke observatiecriteria (geen exhaustieve lijst)
- Je gelooft in creatief potentieel in jezelf en in de andere en je bent ervan overtuigd dat het inzetten ervan een meerwaarde is als motor voor het proces
- Je kijkt met een open geest naar (sociaal pedagogische) situaties
- Je bent nieuwsgierig
- Je hebt de moed om creatief te zijn, uit je comfortzone te gaan, door te zetten
- Je blijft zoeken naar niet voor de hand liggende ideeën, nieuwe perspectieven en insteken
- Je toont doorzettingsvermogen en bent vastberaden; je houdt vol bij tegenslag en onzekerheid vanuit het vertrouwen dat je op weg bent en je vroeg of laat een nieuw perspectief kan vinden. Je leert omgaan met frustraties als deel van het proces ook als de weg en zelfs het doel nog niet duidelijk zijn.
- Je bent flexibel in je denken en je handelen, afgestemd op de andere en de situatie
- …
Je bent
onderbouwd

Betekenis
- je laat je in je handelen leiden door de methodisch-agogische cyclus, door (pedagogische) theoretische kaders en door reflectie
- je stelt je kritisch op t.a.v. micro-, meso- en macrofactoren en gaat op zoek naar onderlinge wisselwerking tussen de factoren
- je streeft naar blijven leren
Mogelijke observatiecriteria (geen exhaustieve lijst)
- Je bent je bewust van voelen, denken, willen van jezelf en de andere
- Je gaat op zoek naar factoren die je professioneel handelen beïnvloeden, bij jezelf en de andere, op micro-, meso- en macroniveau
- Je werkt verantwoord; je werkt vanuit theoretische kennis, praktijk, ervaring, reflectie
- Je hebt de reflex om samen met de andere stil te staan bij doelen en interventies die passen bij de noden van de andere
- Je stelt wat je ziet/ervaart/leest/hoort/denkt... kritisch in vraag
- Je zoekt wat je niet kent of niet begrijpt op in (wetenschappelijk) gefundeerde bronnen
- Je gaat op zoek naar informatie over thema’s die relevant zijn voor de SRW’er
- Je volgt de actualiteit m.b.t. het werkveld en de beroepen van de SRW’er
- Je blijft je openstellen voor wat er te leren is
- Je staat open voor nieuwe inzichten
- …
Zichzelf als werkinstrument
Zelfkennis
Evaluatiecriteria BP I
- geeft blijk van een realistisch beeld van eigen kwaliteiten en uitdagingen en kan dit vertalen naar een professionele context.
- kan het eigen referentiekader beschrijven
Evaluatiecriteria BP II
- zet (met ondersteuning) actief stappen om het bewustzijn van zijn grootste professionele kwaliteiten en uitdagingen te vergroten
Evaluatiecriteria BP III
- getuigt van een growth mindset
- ziet zijn eigen aandeel in moeilijke situaties, maakt komaf met belemmerende overtuigingen als “ik ben zo” en stuurt zelfstandig zijn gedrag bij op methodische wijze
Reflectie over professioneel gedrag
Evaluatiecriteria BP I
- stelt het eigen professioneel gedrag in vraag
- kan nadenken over zijn eigen aanpak na bredere factoren (micro-, meso- en macrofactoren) mee in rekening gebracht te hebben
Evaluatiecriteria BP II
- gaat actief op zoek naar factoren op micro-, meso- en macroniveau die het eigen professioneel gedrag beïnvloeden
- neemt actief deel aan intervisie in functie van reflectie over het eigen professioneel gedrag
Evaluatiecriteria BP III
- gaat actief op zoek naar factoren op micro-, meso- en macroniveu die het eigen professioneel gedrag beïnvloeden
- zoekt zelf wegen om het eigen gedrag te bekijken, te analyseren en komt tot vernieuwde interpretaties en acties
- maakt de opgedane inzichten zichtbaar in het dagelijks handelen
- levert adequate bijdragen tot intervisie: stelt verhelderende vragen, leert zelf en helpt anderen.
Omgaan met feedback
Evaluatiecriteria BP I
- staat open voor feedback en ziet dit als een kans tot leren
- gaat aan de slag met feedback
Evaluatiecriteria BP II
- vraagt pro-actief naar feedback aan verschillende betrokkenen (mentor, medestudenten, kinderen en jongeren, ouders, contextfiguren…)
- gaat aan de slag met feedback
- kan op een gepaste manier feedback geven
Evaluatiecriteria BP III
- kan feedback vragen, ontvangen en geven en hierover in gesprek gaan
- kan feedback toetsen aan de eigen beleving
- gaat actief aan de slag met de feedback, ook in relaties waarin positie, hiërarchie en gezag een rol spelen
Zichzelf doelen stellen
Evaluatiecriteria BP I
- kan voor zichzelf SMART doelen formuleren voor de beroepshouding en de competenties van een jeugdprofessional
Evaluatiecriteria BP II
- komt met feedback van de stagementor/begeleider tot een duidelijk stagewerkplan met concrete doelen en acties
Evaluatiecriteria BP III
- maakt een rijk gevuld stagewerkplan, gevoed vanuit diverse ervaringen (o.m. praktijkervaring/stage in fase 1 en 2)
- stelt zichzelf - naast de algemeen verwachte competenties - genuanceerde, persoonlijke, uitdagende doelen, in overeenstemming met de stagecontext en stelt concrete acties op
Zelfregulering
Evaluatiecriteria BP I
- is zich bewust van eigen emoties en van de impact ervan op het eigen gedrag
Evaluatiecriteria BP II
- herkent pro-actief de impact van eigen emoties op het eigen professioneel gedrag en gaat ermee aan de slag
- pakt belemmerende emoties en gedachten aan
- durft authentiek zijn en leert uit ervaring
Evaluatiecriteria BP III
- gaat actief aan de slag om bewust de eigen emotieregulering te verhogen, d.w.z. bewuster omgaan met gevoelens en gedachten bij irritatie, uitgedaagd worden,
conflict … - maakt bewuste keuzes in gedrag en stelt dit gedrag bij in functie van (co-)regulatie in de begeleiding
De professie
Pedagogisch klimaat scheppen
Evaluatiecriteria BP I
- maakt verbinding – zet in op de individuele relatie met de andere
- kan individueel ondersteunen, motiveren, enthousiasmeren,
- kan een warm en stimulerend klimaat mee bewerkstelligen
Evaluatiecriteria BP II
- gaat in verbinding met de groep en elk individu ervan
- is zich bewust van wat een veilig klimaat inhoudt en kan dit mee ondersteunen
- kan betrokken en present aanwezig zijn
- kan actief participeren binnen de werking.
Evaluatiecriteria BP III
- kan zelf een klimaat creëren, aangepast aan de behoeften van de doelgroep
Begeleiden
Evaluatiecriteria BP I
- kan de verschillende begeleidingsvaardigheden die moeten verworven zijn in fase 3 herkennen en ter discussie stellen tijdens een casusbespreking.
- kan basisbegeleidingsvaardigheden (grenzen stellen, structuur brengen) toepassen in eenvoudige sociaal-pedagogische situaties
Evaluatiecriteria BP II
- kan een kleine activiteit in groep begeleiden
- kan inschatten wanneer steunen, sturen en stimuleren nodig is en past dit toe
- kan -onder begeleiding- een actieve rol opnemen en mee structuur brengen in het dagelijks functioneren van een groep,
- kan grenzen stellen t.a.v. zowel een individu als een groep
Evaluatiecriteria BP III
- brengt structuur in tijd, ruimte en gedrag
- ontwikkelt zelfstandig activiteiten
- kan een kind of jongere iets leren
- bewaart de regie in een kleine groep
Methodisch-agogisch werken:
analyseren
Evaluatiecriteria BP I
- kan een analyse maken van relevante beïnvloedende factoren in een eenvoudige sociaal-pedagogische situatie
Evaluatiecriteria BP II
- kent de analytische kaart en de verschillende componenten ervan en kan aan de hand daarvan een praktijksituatie interpreteren
- schat een situatie in vanuit de positie van een kind/jongere/ouder/leerkracht (multiperspectiviteit)
- speurt actief de behoefte van het kind of jongere op
- maakt eigen observaties bespreekbaar met de mentor
Evaluatiecriteria BP III
- spoort actief de behoeften van een kind/jongere/gezin op
- ziet in een situatie de beschermende en de risicofactoren op micro-meso- en macroniveau.
- verwerft inzicht in de specificiteit van een sociaalpedagogische situatie en stelt hypothesen
- zet out of the box denken in
Methodisch-agogisch werken:
doelen stellen
Evaluatiecriteria BP I
- kan SMART doelen formuleren voor een eenvoudige sociaal-pedagogische situatie
Evaluatiecriteria BP II
- gaat actief op zoek naar de doelen binnen een begeleiding
- kan -onder begeleiding- meewerken aan het opstellen van bepaalde doelen
- vertrekt vanuit de kinder- en mensenrechten
Evaluatiecriteria BP III
- werkt doelgericht op basis van voorafgaande analyse
- werkt aan en bewaakt mee de doelen indien een handelingsplan werd opgemaakt
Methodisch-agogisch werken:
methodieken/ methoden kiezen
Evaluatiecriteria BP I
- kan een passende methodisch-agogische interventie uitwerken voor een eenvoudige sociaal-pedagogische situatie
Evaluatiecriteria BP II
- observeert en bevraagt interventies
- herkent en benoemt de gebruikte interventies binnen de organisatie en van zichzelf
Evaluatiecriteria BP III
- kan interventies verantwoorden o.m. vanuit vakkennis, eigen analyses, team- en organisatieafspraken …
- zet gepaste methodieken in
Methodisch-agogisch werken:
creativiteit
Evaluatiecriteria BP I
NVT
Evaluatiecriteria BP II
- kan een situatie benaderen vanuit de aangeleerde creatieve professionaliteit
Evaluatiecriteria BP III
- zet spel en muzische methoden in
- ziet mogelijkheden in het onverwachte, in “open ruimte”
Methodisch-agogisch werken:
evalueert en stuurt bij
Evaluatiecriteria BP I
- kan een methodisch-agogische interventie evalueren
Evaluatiecriteria BP II
- herbekijkt de stappen van methodisch-agogisch werken
- kan reflecties over eigen inbreng en het effect ervan delen
- komt met creatieve alternatieven vanuit het out of the box denken
Evaluatiecriteria BP III
- herbekijkt de stappen van methodisch-agogisch werken
- denkt kritisch na over zijn eigen inbreng en het effect ervan
- zoekt nieuwe wegen als iets niet werkt
- komt met creatieve oplossingen/mogelijkheden vanuit het out of the box denken
- (idem BP2)
Leiderschap opnemen
Evaluatiecriteria BP I
NVT
Evaluatiecriteria BP II
NVT
Evaluatiecriteria BP III
- neemt het voortouw bij een zorgtraject, activiteit, een groter project
- bezit organisatorische vaardigheden
Kijken vanuit systemisch perspectief
Evaluatiecriteria BP I
NVT
Evaluatiecriteria BP II
- is zich bewust van het systeem rond een individu en kan dit beschrijven
Evaluatiecriteria BP III
- is zich bewust van het systeem rond een individu, kan dit beschrijven én gaat er actief mee aan de slag
- Integreert het systemisch perspectief in pedagogisch handelen
- gaat op zoek naar krachten in het netwerk
- is ondersteunend naar ouders, leerkrachten, context
- respecteert loyaliteiten
- investeert in het netwerk (sportclub, school, buurt …)
- is alert voor structurele aspecten die een situatie mee bepalen en signaleert deze
- werkt samenwerkingsgericht
- zoekt -waar mogelijk- samenwerkingsverbanden met andere professionals
Breed inzetbaar zijn
Evaluatiecriteria BP I
NVT
Evaluatiecriteria BP II
- beschikt over gevarieerde vaardigheden en zet deze in
Evaluatiecriteria BP III
- kan individueel en in groep werken; aangepast aan de doelgroep
- kan binnen verschillende doelgroepen werken
- kan met verschillende leeftijden/thematieken werken
- kan voor diverse opdrachten binnen de organisatie ingezet worden
Gepaste kaders hanteren
Evaluatiecriteria BP I
- kan kennis en inzichten uit de theoretische OPO’s herkennen in een eenvoudige sociaal-pedagogische situatie
- kan de kaders aangereikt binnen beroepspraktijk (analytische kaart, model kritisch denken, methodisch agogisch handelen…) weergeven en gebruiken
Evaluatiecriteria BP II
- werkt volgens de visie van de organisatie (met inbegrip van de nodige kritische zin)
- gebruikt de in de opleiding aangereikte theoretische inzichten
Evaluatiecriteria BP III
- werkt volgens de visie van de organisatie (met inbegrip van de nodige kritische zin) idem BP2
- gebruikt de in de opleiding aangereikte theoretische inzichten
Communicatie
schriftelijk
Evaluatiecriteria BP I
- kan een verslag, e-mail, uitnodiging … schrijven , volgens de standaarden zoals vooropgesteld vanuit de opleiding
Evaluatiecriteria BP II
- houdt rekening met wie de lezer is en past woordgebruik aan.
- kan op een professionele manier schrijven
- kan rekening houden met mogelijke ethische consequenties en het wettelijk kader wat betreft privacy en beroepsgeheim
Evaluatiecriteria BP III
- houdt rekening met de lezer en past woordgebruik aan
- schrijft op professionele manier (mail, verslagen)
- houdt rekening met ethische consequenties en wettelijk kader (privacy en beroepsgeheim)
Communicatie
mondeling
Evaluatiecriteria BP I
- kan presenteren in een klascontext
- communiceert helder
- stemt communicatie af op de gesprekspartner
Evaluatiecriteria BP II
- maakt connectie
- communiceert helder
- communiceert voldoende en op tijd
- stemt communicatie af op de gesprekspartner – en zet creativiteit in
- gebruikt een gepast communicatiekanaal naargelang de situatie
Evaluatiecriteria BP III
- maakt connectie
- communiceert helder
- communiceert voldoende en op tijd
- stemt communicatie af op de gesprekspartner – gebruikt/zoekt goede methodieken (leeftijd, diversiteit …) en zet creativiteit in
- gebruikt een gepast communicatiekanaal naargelang de situatie
Het team en de organisatie
Overleg en teamgerichte communicatie
Evaluatiecriteria BP I
- is zich ervan bewust dat hij/zij tot een klasgroep behoort; is transparant in zijn denken en handelen en overlegt over zijn acties
- kan zijn ervaringen gestructureerd/constructief weergeven (op klasniveau)
- heeft een actieve inbreng in de klasgroep
Evaluatiecriteria BP II
- kan belangrijke informatie doorgeven aan collega’s (bv. in logboek)
- kan eigen indrukken over een cliëntsysteem weergeven
- neemt actief deel tijdens een overleg en maakt gebruik van verbindende communicatie
- herkent en benoemt de vergaderrollen en vergaderregels en zoekt zijn plaats hierin
- kan op een informele manier contact leggen met collega’s
Evaluatiecriteria BP III
- kan zijn ervaringen/mening bundelen en gestructureerd overbrengen tijdens een overleg
- heeft een zichtbaar aandeel in de vergadering en de besluitvorming en kan een thema toelichten
- leidt (voorbereid) een gedeelte van een vergadering
- kan een vergaderverslag schrijven volgens de verwachtingen van de organisatie en de opleiding
- gaat actief in gesprek om informatie te verwerven en af te toetsen.
Multidisciplinair werken
Evaluatiecriteria BP I
NVT
Evaluatiecriteria BP II
- ziet de meerwaarde van multidisciplinair werken en zoekt deze actief op
- heeft notie van de inbreng vanuit verschillende disciplines op zijn/haar stageplaats (kan een multidisciplinair overleg volgen)
- gaat in gesprek met andere disciplines binnen de eigen stagecontext
Evaluatiecriteria BP III
- heeft zich geïnformeerd over de bijdrage van elke discipline en weet welke discipline bij bepaalde problemen/omstandigheden ingezet kan worden (inhoudelijke kennis van de bijdrage van elke discipline, ook wie basic meewerkt)
- heeft zijn inbreng vanuit de SRW benadering en weet deze te expliciteren
- neemt de inbreng van verschillende disciplines mee in het pedagogisch handelen van het kind/de jongere/de context
Inzicht in het bredere veld van de hulpverlening
Evaluatiecriteria BP I
- kan de aangeboden praktijkorganisaties situeren in het jeugdhulplandschap
- is zich bewust van bestaande netwerken in het jeugdhulplandschap
Evaluatiecriteria BP II
- kan de eigen stage-organisatie situeren in het werkveld
- kan bestaande netwerken in het jeugdhulplandschap benoemen en toelichten
- kan de sociale kaart hanteren en informatie opzoeken in de eigen praktijkomgeving
Evaluatiecriteria BP III
- is in staat om de sociale kaart doelgericht te hanteren naargelang de vraag die zich aandient (impliceert communicatie over mogelijke doorverwijzing (toeleiding) )
Zicht op de organisatie
Evaluatiecriteria BP I
- kent de visie, de doelen en de werkwijze van organisatie (praktijkervaring) en stemt zijn handelen daarop af
Evaluatiecriteria BP II
- begrijpt hoe de stage-organisatie gestructureerd is
- begrijpt de visie van de organisatie en kan deze in eigen woorden omschrijven
- begrijpt hoe de organisatie haar missie wil realiseren
- kan zien hoe de visie van de organisatie toegepast wordt in de praktijk en kan dit in eigen woorden verwoorden
- stemt zijn handelen af op de visie en de missie van de organisatie
Evaluatiecriteria BP III
- begrijpt de impact van de keuzes die de organisatie maakt op de werking
- brengt realistische voorstellen ter verbetering
- heeft een duidelijk zicht op het mandaat van zijn functie binnen de organisatie.
De maatschappelijke context
Inzicht in het structurele
Evaluatiecriteria BP I
- kan invloeden van meso- en macroniveau beschrijven
Evaluatiecriteria BP II
- heeft inzicht in de (maatschappelijk-) structurele factoren die de situatie van een cliënt bepalen
- heeft zicht op de structurele factoren die opvoeding/hulp/begeleiding bevorderen en/of belemmeren
Evaluatiecriteria BP III
- heeft inzicht in de structurele macrofactoren die de situatie van een cliënt bepalen. (zie analytische kaart)
- heeft zicht op de structurele macrofactoren die opvoeding/hulp/begeleiding bevorderen en/of belemmeren
Geïntegreerde kennis
Evaluatiecriteria BP I
- is op de hoogte van actuele gebeurtenissen en tendensen die via opdrachten besproken worden in de klasgroep (elementair niveau )
- volgt en bespreekt de actualiteit in verband met jeugdhulp en aanverwante thema’s op micro-, meso- en macroniveau
Evaluatiecriteria BP II
- kan de historiek van een bepaalde situatie, visie, standpunt, werking,… achterhalen met als bedoeling het heden te begrijpen.
- is op de hoogte van actuele gebeurtenissen en tendensen
- gaat op zoek naar de nodige achtergrond informatie over de inhouden en de verschillende standpunten in het maatschappelijk debat over opvoeding, zorg, begeleiding en hulpverlening
Evaluatiecriteria BP III
- raadpleegt internationale bronnen en vergelijkt hoe bepaalde thema’s aangepakt worden
- bezit en verwerft de nodige achtergrondkennis (vanuit opleiding, actua, eigen ervaring,…) over de maatschappelijke thema’s die invloed hebben op opvoeding, zorg, begeleiding en hulpverlening
- kan deze achtergrondkennis bewust inzetten
Kritisch denken
Evaluatiecriteria BP I
- kan informatie op elementair niveau beoordelen en hierbij eenvoudige kritische vragen stellen
Evaluatiecriteria BP II
- kan informatie kritisch beoordelen en de erbij horende vragen stellen
Evaluatiecriteria BP III
- gaat actief , in verschillende bronnen (literatuur, interviews, docu’s,..,) op zoek naar andere meningen, standpunten en gaat erover in dialoog
- kan vanuit een brede genuanceerde blik naar maatschappelijke thema’s kijken.
- kan zich over maatschappelijke thema’s een mening vormen en kan deze ook bijstellen
Ethische gevoeligheid
Evaluatiecriteria BP I
- herkent situaties waarin overtuigingen/waarden bepalend zijn en kan deze benoemen
Evaluatiecriteria BP II
- herkent de situaties waarin overtuigingen/waarden bepalend zijn en stelt vragen bij gemaakte keuzes.
- is bereid om zijn eigen waarden/overtuigingen te onderzoeken door actief kennis te vergaren en/of in gesprek te gaan.
Evaluatiecriteria BP III
- kan vanuit verschillende perspectieven een ethisch dilemma ontleden
- vormt zich een mening over ethische dillema’s en gaat hierover in gesprek

